Weer een belangrijke dag, de honderdste al weer. Zie ook onze 100 dagen evaluatie. Vandaag gaan we vanuit La Paz naar Oruro. Het is een tussenstop naar Potosi, zo knippen we het lange stuk met de bus op. Oruro wordt in de gidsen omschreven als een saai, koud, ongezellig en tochtig mijnwerkersstadje. Het is alleen leuk tijdens het carnaval. Het carnaval van Oruro schijnt net zo geweldig te zijn als dat in Rio. Dit jaar valt carnaval op 21 februari. Dit betekent dat wij Oruro meemaken op z'n onvoordeligst.
De busrit is spectaculair. Het altiplano (hoogvlakte van de Andes) geeft schitterende vergezichten, dan weer duizelingwekkende afgronden. Vaak is het is op een paar dorpjes na helemaal leeg en uitgestorven. Echter, na 3 uur in de bus wordt de schoonheid verstoort door wat fysieke alarmbellen: het lichaamsvocht begint zich te melden. Arie moest echt pissen als een reiger, maar de chauffeur wil niet stoppen. "Nog een half uurtje dan zijn we er". Maar Arie houdt het echt niet meer en meldt zich 10 minuten later weer bij de chauffeur. Deze wil nog steeds niet stoppen en geeft een plastic tasje. Zo verlicht Arie hiermee, al rijdend, zijn ondraaglijk geworden blaaspijn. Hij komt fluitend terug en heeft dan ook gelijk weer praatjes. De dames kunnen er niet om lachen, want die barsten inmiddels ook uit elkaar. Als we eindelijk aankomen in Oruro, vliegen Mascha en Joke als behendige zenmeesters de bus uit richting een wc. Zo, iedereen kan weer nadenken.

![]() | ![]() |

Na deze herrie besluiten we weer terug naar ons hostal te gaan en ons geestelijk voor te bereiden op de nacht. Dit hostal is zo goedkoop en zo slecht dat we allemaal tegen de nacht op zien. De bedden bestaan uit ijzer, karton en een matje wat het matras moet voorstellen. Een stel dronken jongelui houden ons de halve nacht wakker. De douche is een schimmelbende. Wat een klotezooi, weg hier!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten