maandag 17 februari 2020

Ontdek Oman in 6 dagen

In de voorjaarsvakantie een weekje naar Oman; wat een goed idee! Voor mij is Oman geen nieuw land, want ik was er ooit één dag in 2012 op dagtrip naar fjordengebied Musandam vanuit Dubai. Toen had ik al bedacht dat ik nog veel meer van dit land wilde zien én checken of mijn droombeeld van de fata morganische ‘wadi’s’ klopt.

We komen midden in de nacht aan op het vliegveld van de hoofdstad Muscat en halen de huurauto op.  We krijgen een upgrade, niet naar een 4x4, maar wel een stoerder, sterker en hoger model dan de gewone personenauto die we eigenlijk hadden geboekt. We hebben lang getwijfeld of we een 4x4 nodig zouden hebben in Oman, maar na wat research besloten dat het niet hoeft. En dat scheelt veel in de kosten. Dan nog even een sim-kaartje regelen voor de extra IPhone en hop op pad. In het donker. In een nieuw land. Altijd wel even spannend, maar veel minder spannend dan verwacht, want hè, ze rijden hier dus niet links en het stuur zit ook aan de goede kant (wáárom we dat steeds hadden gedacht, weet ik nog steeds niet). Kleine opluchting dus. Het mooie Carnelian by Glory Bower Hotel in Muscat ligt super dicht bij het vliegveld, en rond 03:15 stappen we ons bed in.

Dag 1:  van Muscat naar Sur
Op onze eerste dag staat de kustroute naar Sur op het programma, een tocht van ruim 200 kilometer over een spiegelgladde snelweg door een bergachtig gebied. Onderweg ligt Wadi Shab, één van de mooiste wadi’s van Oman. Een wadi is een rivierdal, soms leeg, maar vaak gevuld met bergwater waar je dan kunt zwemmen, omringd met palmbomen. En dat water kleurt mooi blauw. Een soort oase in het verder droge en dorre landschap.

Pech onderweg
Maar dan ineens; twee grote geiten steken de snelweg over. De eerste kunnen we nog ontwijken, de tweede niet en vol rammen we het beest! Ik denk dat we 110 km per uur rijden, het is een enorme klap. En nu zijn we dus maar wat blij met die grotere en hogere auto! Anders had onze voorruit eruit gelegen. De voorbumper ligt er wel half af, met geitenhaar erop. Het arme beest ligt geknakt in de berm en enorm geschrokken bellen we met het verhuurbedrijf om te vragen wat we moeten doen. Zij raden ons aan naar het dichtstbijzijnde politiebureau te gaan. Dat is nog 150 km, maar voilà, we doen dat dan maar.

Wadi Shab was voor mij één van de redenen om naar Oman te gaan, maar moeten we dus heel spijtig links laten liggen (hoewel, in dit geval rechts) en in Sur aangekomen melden we ons bij het politiebureau. Ze hebben daar geen idee wat ze met ons aanmoeten. De 8 snorremansen kijken ons vreemd aan, maar eentje spreekt een beetje Engels. We hebben een ‘report’ nodig, een papier dat we de rest van de week bij ons moeten houden en tonen als we worden aangehouden (want we rijden immers in een zeer beschadigde auto) en als bewijs voor het verhuurbedrijf.

De agent blijft maar vragen stellen, de andere zeven bemoeien zich ermee en het gaat vooral over de geit. Welke kleur had hij, hoe groot was hij (of zij), hoeveel kilo woog de geit? Waar was de geit, kun je de situatie schetsen? En dan na dik een half uur, vraagt hij pas; “En hoe is het met jullie? Any injury? Mijn klomp (slipper) begint te breken én mijn geduld raakt op. Wat doen ze moeilijk! Geef gewoon dat report en dan kunnen we verder. Maar nee: “You come back tomorrow and you pay.”

Met de staart tussen onze benen vertrekken we en checken we in bij het Zaki Hotel. Onze eerste dag in Oman is nou niet echt heel tof verlopen. Gelukkig doen we toch nog wat aan sightseeing in Sur, het strand, de haven, de boulevard, beklimming van de heuvel met uitzicht op de baai en we slaan proviand in bij de Carrefour. Eten (Indiaas en lekker) doen we bij het hotel.

Dag 2 Van Sur naar Wadi Bani Khalid én slapen in de woestijn
De volgende ochtend melden we ons weer vroeg bij het politiebureau, er vanuit gaande dat het report klaar ligt en we zo verder kunnen, maar niets is minder waar. Alle vragen en het hele riedeltje van gisteren gaat opnieuw, ditmaal met een agent hoger in rang. De auto wordt weer geïnspecteerd, de geitendetails herhalen we (zwart, 6o kilo, goed karakter) en dan na betaling van 1 OMR, ongeveer 2,30 euro, krijgen we eindelijk het report mee. Dag agentjes! We zijn trouwens ook ons eigen risico kwijt, een flinke deuk in het vakantiebudget. Omdat we gisteren Wadi Shab hebben misgelopen en ik daar van baal, tuur ik minutenlang op Google maps. Min of meer op de route naar onze volgende bestemming ontdek ik een andere Wadi, Wadi Bani Khalid; een minuscuul stipje op de kaart, klein beetje omrijden, maar we gokken het erop. En ja, we rijden nu extra voorzichtig, de waarschuwingsborden met ‘overstekende kamelen’ houden ons wel scherp. Om de wadi te bereiken gaan we eerst een heel stuk omhoog de bergen in.Tig haarspelbochten en stijgingspercentages van meer dan 10 %. Als we ineens heel veel auto’s geparkeerd zien staan lang de kant van de weg, weten we dat we in ieder geval niet de enigen zijn. Langs een riviertje lopen we nog iets verder omhoog en dan ontvouwt zich een groot ‘natuurlijk bassin’, een meertje, met daarachter gladde rotsen omhoog, waar het water vandaan komt. Er zijn hier heel veel mensen aan het zwemmen, eten, zonnen. We lopen verder omhoog om de drukte wat te vermijden, Indrukwekkend is het wel. Zwemmen in een bikini is hier trouwens verboden. Je wordt als vrouw geacht gehele bedekt te blijven. Reden genoeg om het zwemmen maar even te laten voor wat het is. Je kunt hier te voet over de rotsen verder omhoog voor nog meer uitzicht. En iets meer rust..

Slapen in de woestijn
We vervolgen na de lunch onze route. We zoeken in het gehucht Al Wasil een benzinestation aan de rand van de Wahibi Sands woestijn. Hier moeten we ons om 15:00 melden om met de rest van de groep in colonne het zand in te rijden richting ons bedoeïen kamp in het Desert Retreat Camp. Alle andere auto’s zijn 4x4, wij niet. Maar volgens de eigenaar van het kamp lukt het ons prima. De andere optie is meerijden met de staff, maar dat kost bijna 65 dollar.

We gaan ervoor! In een grote wolk van stof en zand rijden we achter elkaar de woestijn in. In een best hoog tempo. En dan, dan gaan WIJ steeds langzamer en uiteindelijk staan we helemaal vast met de wielen in het zand. De rest van de groep (zo’n 6 auto’s) is gewoon doorgereden. Staan we dan! Stikheet en stil. Met nog de stress van de aanrijding van gisteren ons systeem, is dit iets wat ik niet echt lekker trek. Na heel wat gestut en gedoe en gegas en geheen en geweer zijn de wielen weer los en rijden we heel rustig verder in wat wij denken dat de goede richting is. Er zijn niet veel oriëntatiepunten, behalve een vaag spoor.

Gelukkig komt de eigenaar van het kamp ons uiteindelijk tegemoet rijden en niet veel later doemt het kamp op. Met tenten gemaakt van geitenhaar? Het ligt prachtig aan een meters hoog duin. Waar we niet veel later in de 4x4 van de eigenaar aan ‘dune bashing’ gaan doen. Op en neer, helemaal schuin, door het zand raggen en heen en weer worden geslingerd, een heerlijke adrenaline rush! De zonsondergang daarna is magisch en zelfs als je niet romantisch bent, dan word je het hier wel. Wat een setting! Eindeloze zandduinen in een mooi licht, de nietigheid ten top. Ondertussen is het eten bereid en zitten we in een enorme tent in kleermakerszit op tapijten, met schalen vol heerlijks voor ons.

Dag 3 Via oude forten en kastelen naar Nizwa
Wakker worden in de woestijn, een verdwaalde kameel voorbij zien lopen, de rust.. ik blijf het zo gaaf vinden! Na het ontbijt rijden we voorzichtig en een beetje met samengeknepen billetjes de woestijn uit naar onze volgende bestemming; Nizwa. Gelukkig zonder problemen rijden we na zo’n 30 minuten weer op een verharde weg. Onderweg hebben we twee toffe stops gepland; het prachtige Balhla Fort en het Gibreen (Jibreen, Jabreen) Castle. Mooie overblijfselen uit de tijd van de middeleeuwen. En het is hier zo heerlijk rustig, er is slechts een handjevol andere toeristen. Wat we in Nizwa gaan doen? De geitenmarkt op vrijdag! En morgen is het vrijdag! Wat een timing (nee, dit is natuurlijk niet toevallig).

Dag 4 Nizwa; geiten en andere marktwaar
We hebben iets met geiten deze vakantie, maar deze beesten maken het nog niet eens zo bijzonder, het zijn uiteraard de mensen die de markt fotogeniek maken, of ik bedoel de mannen. In hun spierwitte gewaden en dat typische Omaanse hoofdeksel. Vrouwen zie je niet veel. Het is een bijzonder schouwspel, zo aan de buitenrand van de souk. Maar heel indrukwekkend? Mwah..

Ik herinner me de veemarkt in Karakol in Kirgizië en dat was 100 maal groter en ‘echter’. Ik denk dat het ook komt omdat hier ineens de verhouding toeristen en geitenhandelaren niet helemaal juist is. Maar we bekijken ook de rest van de markt en dat is dan wel weer leuk. De middag hebben we vrij en ik bel een groot hotel in de stad of we in hun zwembad mogen zwemmen. Dat mag (tegen betaling weliswaar) en we gaan hier heerlijk chillen, afkoelen én eten in het verder complete lege complex. In Nizwa verblijven we trouwens in twee verschillende accomodaties: Airbnb NizwaLuxery Apartment en Orient apartments.

Dag 5 vanuit Nizwa een dagtrip naar de beroemde kloof van Jebel Shams
Tijd voor een actie, we gaan een dagje vanuit Nizwa hiken. En waar…Wat een plek! De Grand Canyon van het Midden-Oosten: de JEBEL SHAMS! Hier kun je de zogenaamde Balcony Walk lopen. De weg ernaartoe geeft ons wel wat hoofdbrekens, want steil en onverhard en vele rotsen en stenen dat met dat onze auto (geen 4x4) vergt weer veel van onze stuurmanskunsten én zenuwen. Maar de auto redt het zonder weg te glijden of lekke band. De hike geeft je uitzicht op een onbeschrijfelijk mooie kloof, de Al Nakhar kloof, die zeker 1500 meter de diepte in gaat. De walk loop je eigenlijk tot het einde van de kloof en dan weer terug. Totaal 7 km. Je kunt niet verkeerd lopen, want je loopt op het enige paadje dat er is, een soort geitenpaadje met rechts van je de diepe kloof en links de enorme bergwand. Ik heb gelukkig wandelstokken, want het is niet een mooi glad weggetje natuurlijk.  De uitzichten zijn fenomenaal. Dit zijn van die tochten die je altijd bij blijven, omdat het zo anders is dan wat ik eerder heb gezien (en ja, ik heb al best wat gezien).


In de avond eten we nog weer heerlijk Indiaas. De Omaanse bevolking is maar voor een klein deel Omaans, de rest is (gast)arbeider uit Pakistan, India en Bangladesh. Dat verklaart het grote aanbod van Indiase eettentjes. En laat ik nou net enorm van die keukens houden. Aan een plakkerig tafeltje, langs de kant van de weg eten we de heerlijkste naan, curry en andere spicy prutjes. Namaste!

Dag 6 terug naar Muscat
We rijden al weer vroeg terug naar Muscat, want deze stad willen we vandaag helemaal gaan bekijken en het is onze laatste dag. We beginnen bij de moskee van Muscat, de Sultan Qaboos Grand Mosque. Hier moet je op tijd zijn, want het complex is maar gedeeltelijk open voor niet-moslims.

Bij de entree staan er dames die streng controleren of je vroom genoeg gekleed bent, en helaas zijn mijn legging en tuniek dat niet. Ik ren terug naar de auto (het is hééét en trek een broek over mijn legging heen. Tel daarbij op het hoofddoekje dat ik moet dragen en je weet wel hoe ik me voel). De moskee is prachtig, er ligt het grootste handgeknoopte tapijt van de wereld, de mozaïeken zijn indrukwekkend, het is er schoon en sereen. Om 11:00 uur dien je hier weer weg te zijn, en we rijden naar het paleis, de haven, de souk (voor een fijne lunch met falafel en humus), de mall en dan naar ons hotel.

Hetzelfde hotel als op de eerste dag. Vanaf hier wandelen we wat in de wijk, gaan we nog een keer uiteten bij een Libanees restaurant. Hier bestellen we zo veel verschillende gerechten, dat het personeel (allemaal hele jonge jongens) ons met grote ogen aankijken. Maar het kost niet veel en ik wil alles proeven. En overeet mezelf natuurlijk.

Dag 7. De reisdag terug naar Nederland via Istanboel
Kort gaan we even slapen, want weer vroeg op, naar het vliegveld, de (kapotte) auto inleveren en dan is het helaas voorbij. Oman was heerlijk. Weliswaar een korte trip, maar toch zoveel kunnen zien van dit mooie land. Het heeft wat weg van Dubai, maar dan zonder de hysterische commerciële ‘over the top’ dingen. Het is authentieker met indrukwekkende natuur, rustiger en daardoor nog meer genieten. GO!

vrijdag 18 oktober 2019

Anders Kaapverdië, go local!

“Nee, we gaan NIET een week op een strandbedje liggen en luieren, dat trek ik echt niet!” Dat was duidelijk! Niet naar Sal of Boa Vista dus.
Het werden Sao Vicente en Santo Antao, twee andere Kaapverdische eilanden die relatief dicht bij elkaar liggen, veel natuur en activiteiten bieden en waar je ook gewoon rechtstreeks met TUI heen kunt vliegen.


Kaapverdië bestaat uit 12 eilanden en deze liggen ter hoogte van Senegal in de Atlantische Oceaan, zo’n 500 kilometer van de kust af. Na 6 uur vliegen landen we op een bergachtig, maar kaal eiland; Sao Vicente. Op dit eiland vind je ook de tweede grote stad van Kaapverdië; Mindelo. Onze fijne Bed and Breakfast, Casa Laginha, ligt vlakbij het enige, maar wel prachtige strand van de stad; Laginha beach. Via het witte zand lopen we naar de haven waar we alvast een kaartje voor de ferry naar Santo Antao kopen. Mindelo heeft een dorpse sfeer, een oud centrum met nog gebouwen uit de Portugese koloniale tijd, een levendige vismarkt, een haventje en wat fijne terrasjes.


Op de Vespa het eiland rond
Op dag twee gaan we met de brommer het eiland ontdekken. Een auto huren is zeker niet nodig. Je bent zo snel rond en er zijn weinig wegen, dat dat zonde is van je geld. We huren de Vespa van onze casa en tuffen in de bloedhitte het eiland rond. De bestrating in Sao Vicente is niet heel best, ze bestaat uit kleine klinkers, nog uit de Portugese tijd. Met twee grote mensen op een kleine brommer is dat niet heel comfortabel, maar we voelen ons wel erg avontuurlijk. We kiezen de route die het eiland dwars doormidden snijdt en dan via de kustweg in het noorden weer terug. De weg is soms best steil, maar er is nauwelijks ander verkeer.
Onderweg komen we langs de vissers. Ze zijn net terug van zee en direct worden de vissen "bewerkt", wat een bloederig zooitje oplevert. Bij Salamansa Beach nemen we een duik in de woeste Atlantische Oceaan, - voorzichtig, want de stroming is supersterk en de golven ontzettend hoog. Dat je bijna je bikinibroekje verliest, zeg maar. Marnix gaat hier helemaal los met duiken in de golven. Lekker eten voor de lunch doen we bij het enige strandtentje hier, Chez Zoe. Vanaf hier hebben we mooi uitzicht op de kitesurfers. Ik bestel bij Zoe nietsvermoedend een ponche de coco, denkende dat het een soort gezonde kokossmoothie is. Dat is het zeker óók, maar dan wel met een flinke scheut lokale suikerriet-rum erin. Lekker om 11:15. Ik zit nu wel veel relaxter achterop de brommer.


Hiken op Santo Antao
Op onze derde dag nemen we de boot naar het andere eiland, Santo Antao. Deze ferry doet er ongeveer een uur over. Ik hou van boottripjes, de wind, het idee dat we nu op die grote oceaan zijn. Heerlijk gevoel. Maar ook nu is de oceaan best wild en de uitgedeelde spuugzakjes worden gretig gebruikt door de lokale mensen. Dit eiland is veel groter, groener en heeft flinke bergen.  En die bergen gaan we de komende dagen al wandelend verkennen. Ik voel vanaf de boot de spierpijn al opkomen. Op zondagmiddag rijden de lokale ov-busjes vanuit de haven niet. Zal je net zien. Een (dure) taxi is dan nog onze enige optie. Druk kletsend brengt de chauffeur ons over de bergketen heen. En waar het eerst nog droog en dor was, is het nu ineens zo groen! Tropisch groen!


Logeren doen we bij Casa Espongeiro, echt in the middle of nowhere. Hier kun je aanschuiven voor het diner, wat heel fijn is, want in de omgeving is geen enkele restaurant te vinden én de Franse eigenaar en zijn Kaapverdische vrouw koken voortreffelijk. We zijn vooral fan geworden van hun zelfgemaakte geitenkaas én van de overheerlijk lokale rums, grogue. We krijgen elke avondje een glaasje en mogen kiezen uit talloze smaken, zoals honing en mango. Er is ook een andere Nederlander te gast in de casa. Erik woont zelf al jaren op een ander Kaapverdisch eiland, Brava, en runt daar met zijn vrouw Casa di Zaza. Mooie verhalen heeft ie.  Onze korte eerste introductie-hike diezelfde dag geeft al een mooi beeld van het eiland, de vergezichten, het overdadige groen, de soms mystieke nevel van de oceaan die zomaar verschijnt en weer verdwijnt. Dit belooft wat voor de komende dagen.

De volgende dag lopen we een tocht uitgezet door de eigenaar van onze casa. Als je dacht dat het alleen maar één soort landschap is, dan heb je het mis; want zo lopen we in een heel dik en donker naaldbos met flinke hoogteverschillen, dan weer door tropische velden met bananenbomen. De eigenaar van de casa heeft de tocht zelf, denk ik, al lang niet meer gelopen, want er zitten me toch een paar vreselijk enge stukjes bij! Zoals dat geitenpaadje, meer is het niet. Als ik hier mijn voet verkeerd zet op het losse gravelachtige pad, stort ik echt honderden meters naar beneden. Als we dit de eigenaar vertellen, is hij wel wat verschrikt. Hij belooft de route nog eens na te lopen op aardverschuivinkjes en ingestorte paadjes. De hike van vandaag is wel een mooie opwarmer voor de volgende dag; DE GROTE HIKE Valle de Paúl: Cova – Cidade das Pombas. Dé reden om naar Santo Antao te komen.


Kapotte knieën in de krater
Met een rugzak vol water en een goede lunch, lopen we vanuit ons pensionnetje naar de start van de hike, bovenaan de beroemde krater. We kijken naar beneden in de kom van de krater waar landbouw wordt bedreven. Ik ben opgetogen, want vanaf nu is het bijna alleen nog maar naar beneden lopen. Daar kom ik snel van terug, want wat is dit zwaar voor onze krakkemikkige knieën. Eenmaal in de krater is het nog een klein stukje omhoog klauteren over rotsen en dan. Dan. Dan zie je me toch een uitzicht. Zie de eerste foto bovenaan dit blog. Wellicht een van de mooiste die ik ooit heb gezien. We zien een zig zag haarspeldpaadje, de eindeloze diepte weer in, eigenlijk tot de oceaan. Een panorama over de gehele vallei, de Ribeira do Paúl. We staan op ruim 1100 meter hoogte en kunnen kilometers ver kijken. Het is helder, maar soms komen slierten oceaanwolken binnen. Hier is het ook zo groen.
Vruchtbare grond waar van alles wordt verbouwd, bananen, papaya, avocado, koffie, suikerriet. Af en toe wat huisjes. En dan een smal stenen pad, dat maar naar beneden blijft zigzaggen. Ik zweer je, mijn knieën breken zo dadelijk gewoon af!
Ik ben kapot. Marnix ziet aan mijn gezicht dat ik echt geen stap meer wil verzetten (ik noem hem de slavendrijver) en als we bij het eerste de beste dorpje aankomen en een aluguer zien (het lokale openbaar vervoer) pakken we die. Geen discussie. We gaan dus niet helemaal tot aan de oceaan naar beneden. Het moet wel leuk blijven hoor, die actieve vakanties…. Als je wel het hele stuk wandelt is de route totaal zo'n 6 uur. Het busje rijdt naar de grote hoofdweg, aan zee en daar stappen we over op een busje naar Ribeira Grande. En vanaf daar rijden de busjes niet meer. Ze hanteren hier strikte tijden van het OV. We spreken met een taxi chauffeur af dat hij ons terugbrengt naar onze casa, maar niet voordat we nog wat rondwandelen in dit bedrijvige stadje.

Hij brengt ons in de namiddag via een magische kasseienweg, die aan beide zijden een  F*#* diepe afgrond kent, terug naar onze casa. Benen omhoog en ik trek weer wat bij met een ijskoud biertje.

Terug naar Sao Vicente
Opstaan lukt niet. Mijn benen weigeren dienst! De spierpijn is niet.te.doen! In de late ochtend verlaten we Santo Antao, terug van de hoge berg naar zee, naar de haven van Porto Novo om daar de boot naar Sao Vicente te nemen. Bij aankomst op SV gaan we niet terug naar de stad Mindelo, maar pakken we de taxi naar San Pedro, in het zuiden van het eiland. Dit is echt een dorpje van niets. Keiharde wind, een handvol vissershuisjes, 3 pensionnetjes en aan het einde van de baai een mega groot resort; Foya Branca. Wij zijn niet van die resort mensen, en verblijven dan ook in een BnB. Wel bezoeken we het resort voor fantastische mojitos en de wifi zodat Marnix Ajax kan luisteren via internetradio. Eten doen we in onze B&B (maar dat is geen succes). Le Gourmet doet wat dat betreft zijn naam geen eer aan.

Meet the turtles
De reden waarom we in San Pedro verblijven? De schildpadden. Hier kun je al snorkelend tussen deze geweldige dieren komen die vlak voor de kust leven. Zoals wel vaker vorm je vanuit Nederland een beeld van hoe dat dan in de praktijk gaat. Ik deed thuis veel onderzoek naar hoe en wat en stel vragen aan een duikschool die alleen vanuit Mindelo (dure) boottrips aanbiedt naar de schildpadden. Maar uiteindelijk is het te simpel. De schoonmaakster van onze casa belt met een mannetje en even later lopen we het strand op en ontmoeten hem.
In een mum van tijd zitten we in een bootje, krijgen we halfgare maskers uitgedeeld en mogen we op nog geen 200 meter vanuit de kust in het water springen om de schildpadden te zien. Hmm, dit had ik ook kunnen zwemmen. We hebben hem dus alleen nodig om de juiste plek te weten. En om de schildpadden te verzamelen, want ze worden vanuit de boot gevoerd. Al met al is het wél een toffe ervaring. Ze zijn met veel, ze zijn groot en ik word er wel blij van te worden omgeven door deze magnifieke dieren. Zo dichtbij dat ik zelfs mijn scheenbeen tegen een schild stoot. Maar het blijft wel een beetje een dubieuze business zo. Dubbel gevoel. Eten doen we vanavond aan het einde van het dorp, een paar trappen omhoog bij iemand thuis waar bovenop het dakterras een mini restaurantje is; Bar Etis. We zijn de enige gasten, maar genieten van het heerlijke eten en de fijne lokale sfeer.
Go local
En dan is de vakantie voorbij. In de ochtend vliegen we vanaf het vliegveld, dat op loopafstand is van onze casa (maar we moeten toch een taxi nemen omdat het heet is en we bagage hebben).
TUI haalt eerst nog mensen op in Sal en dan beseffen we ons nog eens extra dat we zooo blij zijn dat we daar niet waren, we zien alleen maar dorre vlakte en resorts. 
Kaapverdië, een mooie mix van Afrikaans, Portugees en met de Braziliaanse levenslust. Laat de resorts alsjeblieft voor wat ze zijn en go local op de andere eilanden. Je zult niet worden teleurgesteld.


donderdag 11 juli 2019

Met de Beetle naar de Balkan

Dit verhaal verscheen eerder in de oktober 2019 editie van Keverwereld, het clubblad van Keverclub Nederland. 


Met de Beetle naar de Balkan - Roadtrip met de 1963 VW Kever


“Zullen we deze zomer met de Kever naar de Balkan gaan?” werd me gevraagd. 
Marnix heeft de Kever al heel wat jaren in bezit. Voor hem is hierin rijden gesneden koek. En natuurlijk, het ídee is leuk, maar ik twijfel over de uitvoering: “Dat ding is uit 1963! Echt nul komma nul comfort. Geen airco, geen radio, het wordt daar 40 graden in de zomer.” En zo had ik nog wat argumenten, maar we gingen. Uiteraard gingen we. Want het is wél avontuurlijk! Ik had alleen één verzoek; lidmaatschap Wegenwacht.


Feiten
9 landen
4850 kilometer
21 dagen
4 vignetten
5 valuta (euro, kuna, mark, huf en kroon)
1 aanhouding door de politie; liep met sisser af
2 kleine pechmomenten, zelf opgelost
2 ferry-overtochten
1 stempel erbij in paspoort
zwaaiende, toeterende mensen, duimpjes omhoog: ontelbaar
glimlach op gezicht van twee vakantiegangers: non-stop (okay, bijna non-stop)

Dat lidmaatschap was zo geregeld en ook schaften we nog een knalgeel stuurslot aan en gaat er een grote kist gereedschap mee. Op de dag van vertrek is het geen briljant weer en blijft het dakje nog dicht. De Duitse Autobahn is vol met vrachtverkeer en vakantieverkeer; niet de beste manier om rustig in de vakantiesfeer te komen. We overnachten halverwege Duitsland.
De Kever doet ineens heel raar nadat Marnix hard moest remmen bergje af. Neeeeeh, niet nu al pech, het is pas dag 1! Als dan ook nog de handrem losschiet, denk ik: waar zijn we aan begonnen. Een bougie blijkt er helemaal uitgeschoten, maar Marnix is handig en hij fixt het ter plekke en ook de veer van de handrem wordt na lang ‘frutten’ weer terug gestopt.

Veel bekijks
We rijden de dagen erna rustig verder door Duitsland, via Oostenrijk (vignet nummer 1) en pakken een piepklein stukje van Italië. En dan….  dan begint de vakantie wat mij betreft pas echt, want we stoppen met snelwegen rijden en duiken Slovenië in. Weer een vignet op ons toch al kleine voorruit erbij. De TomTom is ingesteld om grote wegen te vermijden en vooral de ‘spannende route’ te kiezen. En hoe fijn de navigatie ook is, we houden ook graag de ouderwetse papieren kaart bij de hand. De bergweggetjes bij het Sloveense Triglav National Park zijn lekker uitdagend en de uitzichten fenomenaal.
De Kever rijdt als een zonnetje. Hij is in opperbeste vakantiestemming, net als wij. We gaan niet heel snel en bergje op zijn we net slakken, maar we hebben ook veel bekijks. Zwaaiende mensen, soms zelfs half hangend uit hun auto om een foto te maken van ons. Nou, weet ik wel dat ze niet een foto van ons, maar van de auto maken, toch lachen we dan steeds vriendelijk.

Met behulp van de AirBnB-app boeken we steeds één nacht vooruit onze volgende slaapplek. Dat geeft veel vrijheid om de route avontuurlijk en open te houden. Ook letten we er bij het boeken van accommodatie op dat de auto op een privé parkeerplek of beschut kan staan en niet zomaar op straat. Gezien de temperatuur kiezen we graag voor plekken bij een rivier, meer of waterval. Want het is wel heel warm. Bij ons Airbnb appartement in Tolmin verhuren ze e-mountainbikes en de volgende dag mag de Kever even uitrusten en moeten wij juist aan de bak; we fietsen omhoog naar de Tolmin kloof met het prachtige blauwgroene water. De volgende dag staan de grotten van Skocjan op het programma. Deze grotten zijn magnifiek met een ondergrondse bulderende rivier erin. Het maakt veel indruk.

We gaan Kroatië in en via de kronkelig en steile kustweg die soms wel 12% aangeeft, eindigen we in de haven van Brestova waar we de veerboot naar het eiland Cres nemen. Tussen grote Duitse campers, bussen en vrachtwagen zijn we echt een mini-autootje op de boot. Op Cres mag de Kever weer een dagje uitrusten als wij met een bootje over het kristalblauwe water van baai naar baai varen. Als dan ook nog een groep dolfijnen ons enthousiast begroet, is de dag helemaal volmaakt.
Op de boot is een groep Duitsers die bij Volkswagen werkt. Als ze horen met welk vervoersmiddel wij op vakantie zijn, staan ze erop dat ze de Käfer mogen zien. Van alle kanten bewonderen ze de auto en in ons beste Duits leggen we alles vol trots uit.

Kilometers kustweg
Via de andere kant van Cres gaan we het eiland weer af, met de ferry naar eiland Krk en dan kun je via een brug weer aan vaste wal komen. De kustroute naar het zuiden is er eentje uit de reisboeken. Kilometers lang kronkelt deze weg zich langs de baaitjes, zodat we steeds uitzicht hebben op het blauwe water. Ik geniet er meer van dan de bestuurder, omdat het én aan mijn kant is, en hij zich moet concentreren om -zonder stuurbekrachtiging of rembekrachtiging- deze weg goed en veilig te berijden. Zadar is ons eindpunt vandaag. Deze stad heeft een zee-orgel en een mooi oud centrum, waar we ons een paar uurtje goed vermaken.

Of we even 20 euro willen afrekenen? Via een bijna verlaten bergpas komen we aan bij de grensovergang met Bosnië- Herzegovina. De digitale versie van groene kaart is voor de grensbewaker niet voldoende en we hebben twee opties: of terug naar Kroatië rijden of er eentje kopen bij het restaurantje verderop. Terwijl Marnix dit laatste regelt en ik de ambtenaar vervloek, presteert de beste man het nog wel om een foto te maken van de auto, want deze is “so schön”.
Via de indrukwekkende watervallen van Kocusa vlakbij Ljubuski tuffen we verder naar Mostar.
De beroemde brug móeten we natuurlijk even zien. En hoewel indrukwekkend, is het hier te warm en te toeristisch om lang te blijven en worden we veel blijer van tuffen over de kleine rustige weggetjes door de bergen. Als we bij de Plivak-meren per ongeluk een weg inrijden waar dat niet mag, doemt er niet veel later een agent op met een spiegelei-bord die ons maant te stoppen. Hij spreekt geen Engels of Duits, wij geen Bosnisch en we begrijpen wat we fout deden, maar hebben geen zin in een bekeuring. We geven de navigatie de schuld en langzaam zie ik hem ontdooien en wellicht vanwege onze toffe auto of omdat hij geen zin heeft in ingewikkeld gedoe, mogen we zonder boete verder.

Toch nog pech
We doen ook de 22 meter hoge watervallen van Pliva bij Jajce nog aan en via de weg langs de raftingrivier Vrbas passeren we Banja Luka. Het is heet en als we dan bij lange rij bij de grensovergang Kroatië in de auto te veel stationair laten draaien, begeeft de Kever het bijna. Leuk, dat ‘Aircooled’, maar de ‘air’ is verre van koel hier! Net de grens over (dus weer in de ‘veilige’ EU) gaat het echt mis en komen we nauwelijks nog vooruit. De power is weg en met 40 km per uur, hortend en stotend rijden we door tot het eerste tankstation. We houden voor de zekerheid even ruggespraak met garage Keverland en blijven vervolgens een uur wachten tot de auto weer wat gekoeld is. De rest van de vakantie hebben we nergens meer last van trouwens. Enig heikel punt blijft de handrem die steeds uit de veer schiet, maar ook daar krijgt Marnix handigheid in.


Per dag maken we zo’n 200 kilometer  en het rijden verveelt me niet, ook al ben ik ‘maar’ bijrijder. Elke dag kan het dakje open. En met ouderwetse koelelementen in de koeltas houden we de drankjes en eten best wel koud. We gaan niet snel, maar gestaag. Via Kroatië (logeren bij een wijnboer met fantastische witte wijn en raikja’s) duiken we Hongarije in waar we zwemmen in het warme water van het Balaton Meer. Dan richting de hoofdstad van Slowakije, Bratislava. Ook hier kunnen we de Kever weer op een privé-parkeerterrein parkeren, midden in de stad. Bratislava heeft een mooi historisch centrum en is gelegen aan weerszijden van de rivier de Donau. Dat het 41 graden is, vergeten we snel als we een koude halve liter bier op het terras nemen. Los van Bratislava hebben we de grote steden vermeden, vooral om dat het te warm is. Praag in ons volgende land Tsjechië slaan we dan ook over en we verkiezen landelijkere accommodaties zoals in Zelesice, in de regio Zuid-Moravië en Litomerice, waar de rivier Eger uitmondt in de Elbe.

Bezoek aan de geboortestad 
Al heel lang heeft Marnix de wens om naar Wolfsburg te gaan. Daar is tenslotte zijn Kever in 1963 ‘geboren’. Een bezoek aan de Volkswagenstad van Duitsland kan dan ook niet ontbreken op deze reis. Het Volkswagen Auto Museum heeft zo’n 130 voertuigen waaronder zeldzame conceptvoertuigen, prototypes en eenmalige modellen. Ik ben van mening dat onze Kever méér dan museumwaardig is. Onze rijdt tenminste nog vrolijk rond over de Balkan, terwijl de museumstukken stilstaan en je ze niet eens mag aanraken. Daarnaast is alles nog origineel aan onze Kever, van de bekleding tot de 6 volt installatie en van originele motor tot de originele lak op sommige plekken. Dat is toch wel bijzonder, vind ik.
Na Duitsland is het niet ver meer naar huis en ook nu blijven we kiezen voor de kleine weggetjes. Nog een laatste logeerstop vlak voor de grens in Lingen en dan is dit fantastische avontuur helaas voorbij.



donderdag 16 mei 2019

Lovely Libanon


Een nieuw land, zon en het lekkere eten. Mij leek het een perfect verjaardagscadeau en gelukkig was Marnix er blij mee. Transavia vliegt tegenwoordig 3 keer per week en lekker goedkoop naar Beirut. Of het er veilig is? Ja, dat werd ons vaak gevraagd. Maar wat is veilig nog tegenwoordig? Ik heb me in ieder geval niet één keer onveilig gevoeld.

Sterker nog, waar zeggen militairen op het vliegveld nog “welcome” tegen je. En we zijn heel vaak ‘welkom’ geheten. De Libanezen zijn blij dat er toeristen komen en oprecht geïnteresseerd in het waarom van je keuze voor hun land. En ze beseffen maar al te goed dat de reputatie van Libanon niet al te best is. Misschien is de vrede fragiel en kan het vuur elk moment weer oplaaien, maar dat heeft wel tot gevolg dat er bij de bevolking een drive heerst om elke dag maximaal te leven.  In Libanon was tussen 1975 en 1991 een burgeroorlog. In 2006 was er nog een kortstondige oorlog met buurland Israël. De situatie bij de andere buurman Syrië bracht het land 2 miljoen vluchtelingen.
Uit Palestina kwamen na de Tweede Wereld oorlog 500.000 vluchtelingen die niet meer zijn weggegaan. En de eigen bevolking bestaat maar uit 4 miljoen Libanezen.
Kortom, een bijzondere geschiedenis en een precaire toestand anno nu. Maar, wat een prachtig land! En wat een aardige mensen. Er is veel te zien. Het éten, laten we vooral het eten niet vergeten. Goddelijk. Dus wil je ook naar Libanon; ik raad het je sterk aan. Wij zijn er 5 hele dagen en halen daar alles uit. We verblijven in een Airbnb dat centraal ligt en het geeft ons het gevoel dat we ‘locals’ zijn. Ik ben ook jarig op de reisdag naar Libanon, dus een fles Libanese wijn wordt snel opengetrokken. Later meer over deze wijn.
> Op dag 1 is onze eerste bestemming het National Museum. Bekijk bij binnenkomst eerst de film die vooral de geschiedenis van het museum zelf uitlegt, want wat het museum heeft moeten doorstaan tijdens de burgeroorlog is niet niets. Het is een wonder dat er nog stukken uit de oudheid bewaard zijn gebleven bij zoveel bombardementen tijdens de oorlog. Zien dus, dat museum. Oh en vergeet de kelderverdieping niet. Daarna lopen we naar de Pigeon Rocks, een bijzondere rotsformatie voor de kust van Beiroet. Je zou denken dat dit veel mensen trekt, maar we zijn de enigen hier. Als je gaat lopen in Beirut, weet je trouwens wel zeker dat je de volgende dag strakke kuiten hebt. Het ligt tegen de heuvels en dat voel je. Dat het ook 31 graden is, voel je ook. Wat nog meer opvalt, is de enorme hoeveelheid wolkenkrabbers, torenflats, hoogbouw (vaak nog in aanbouw). En de meesten staan leeg. Vreemd, maar later leren we dat er veel (corrupte) investeringen worden gedaan in onroerend goed. De gemiddelde Libanees heeft in ieder geval niet het geld om te wonen in deze luxe appartementen.
> Dag 2; een andere must do: doe mee met de stadstour van Alternative Tour Beirut. Deze is niet elke dag, maar op woensdagen en zaterdagen. Je hoeft je niet aan te melden, gewoon om 10:30 verschijnen bij de trappen van Saint  Nicolas. In zo’n 4 uur (inclusief stops voor drankje en lunch) word je door de stad geleid door Mohammed en krijg je een inkijkje in het echte leven in Beiroet. Niet de saaie praatjes over oude kerkjes, maar een realistische tour door 4 wijken met elk hun eigen geschiedenis, dagelijks leven en de verhalen van de bewoners. Heel erg verhelderend! Check de site om te zien op welke dagen deze tour is. De trip eindigt trouwens bij Hotel St. Georges waar een zwembad met poolbar, zicht op de jachthaven en een koud biertje je doet vergeten dat je net 4 uur hebt gewandeld. Ook wordt de tour van Walk Beirut aangeraden, die weer op andere dagen gaat.
> Dag 3; de natuur in (en wéér vroeg op). We gaan hiken in het noorden, richting Tripoli. Via Instagram stuitte ik op een account van een groep Libanezen die bijna wekelijks de bergen in trekt voor een hike. Libanon heeft volop natuur, je kunt er zelfs skiën in de winter, want bergen genoeg. Aanhaken bij de groep van Lebanon Outdoor Activities was via WhatsApp zo gebeurd en met een busje rijden we zondagochtend in een kleine twee uur in de Valley of Quadisha rondom Kfarsghad (Meziara). Hier start een hike van 12 kilometer dwars door het bos, de heuvels, soms steile bergpaadjes (echt klimmen!) en langs een waterval. Naast dat het heel mooi is, is het vooral erg leuk met de groep Libanezen die zo ontzettend aardig en belangstellend is. We stoppen nog bij een rivier voor snacks en genieten enorm van deze dag. We zijn alleen niet echt gewend aan het lopen van steile paadjes en strompelend komen we aan bij het eindpunt waar keurig het busje naar toe is gekomen dat ons terugbrengt naar Beiroet. We houden leuk contact over aan deze trip.
Daarover later meer. Dus hier nog een tip: boek een trekking met de mensen van Lebanon Outdoor Activities, contactpersoon is Victor. Top organisatie! Je hebt een geweldige dag, ziet wat van het land en bent ook even de drukke stad uit.
> Dag 4; cultuur! De moeder van onze Airbnb-host wil ons voor een net bedrag wel een dagje op pad nemen naar Baalbek. Hier gaan ook veel georganiseerde toertjes naar toe en je kunt ook zelf een ‘mannetje’ regelen, maar dit was wel zo makkelijk voor ons. Bovendien had ik wat horrorverhalen gelezen over roekeloze chauffeurs die 120 km per uur door de bergen sjezen, terwijl ze op hun telefoon zitten te klooien. Deze moeder klooit niet op haar telefoon, maar ook zij rijdt goed door! We beginnen met een stop langs de weg voor een typisch Libanees ontbijt. Verse kaas met honing opgerold in dat overheerlijke Libanese brood. Yummie. Dan onze eerste bezienswaardigheid; de ruïnes van de historische stad Anjar, een UNESCO Werelderfgoed plek. Anjar is rond 700 gesticht als handelsstad, een rustplaats voor de karavanen die de verbinding tussen Damascus (Syrië) en de Middellandse Zee onderhielden. Ook hier hebben we weer bijna de gehele site voor onszelf en we schieten foto’s bij oude Romeinse bogen, restanten van tempels, torens en poorten. Impressive! En dan door naar Baalbek. De stad met de grootste Romeinse ruïnes! Het was een belangrijk religieus centrum onder keizer Augustus. De tempels gewijd aan Jupiter, Bacchus en Venus trokken vele duizenden bezoekers. En de restanten van deze tempelcomplexen zijn echt zo indrukwekkend.
Dat komt door de enorme afmetingen van de gebouwen met die gigantische pilaren. Steenhouwers vóór de Romeinen bewerkten in Baalbek al de grootste en zwaarste blokken steen ter wereld van ongeveer 10 meter lengte, 5 meter hoog en 3-4 meter diep en meer dan 450 ton per stuk. Later bouwden de Romeinen er die enorme tempels bovenop. Mega! Ik ben er gewoon even stil van. Kijk anders even hier voor mooi beeldmateriaal
We hebben nog niet gegeten en het is al wat later in de middag als we toch nog eerst even snel Chateau Ksara bezoeken. Weet je nog dat we op mijn verjaardag een fles Libanese wijn open trokken. Nou, die komt hier vandaan. In de Bekavallei is volop wijnproductie en nog lekker ook. Je mag de ‘caves’ bezoeken en je krijgt  aan het einde de wijnen te proeven. En die vallen goed op een lege maag en dalen snel in de spierpijnbenen. (ik kan nauwelijk nog lopen van al drie dagen bergje op, bergje af in Libanon). Dus nu eerst eten; Rita brengt ons naar restaurant Al Khan al Makssoud. Waar we wéér heel lekker en teveel eten. Ik leer het ook nooit. Als we teruggaan naar Beiroet zien we langs de weg plastic huisjes, honderden! Vervallen, kapot. Hier wonen de Syriers, gevlucht uit hun land dat hier nog geen half uurtje rijden vandaan is.
’s Avonds bezoeken we de Armeense wijk (Bourj Hammoud), waar we de beste hummus eten bij Abou Hassan en halen we daarna een afzakkertje in de wijk er naast (Armenia Street), in een straat vol met barren, happy hours en feestende Libanezen. Wat een contrasten op één dag!
> Dag 5 en onze laatste dag. Tijdens de hike van afgelopen zondag ontmoetten we Sanaa, een meisje uit Beiroet. Ze vond dat we toch echt Byblos moesten bezoeken en -hoe toevallig-  zij zou er vandaag toch heen rijden, dus we mogen met haar mee. Onderwerg kletst ze volop over de geschiedenis van Libanon, de oorlog, het leven nu met al deze verschillende religies en het eten. Ook zij stopt onderweg en propt ons vol met Kaakeh, Libanees brood met zaatar, een specialiteit die ze ons perse wil laten proeven. In Byblos scheiden onze wegen en gaan wij ook hier de ruines bezoeken. Byblos is een historische Fenicische havenstad en ontzettend oud, zelfs een van de langst bewoonde steden ter wereld. Archeologen gaan ervan uit dat Byblos al ruim 7.000 jaar geleden werd bewoond.
Het heeft een schattig haventje, het is rustig (waar zijn toch die toeristen?) én een strand. Hier ploffen we eerst even neer. Daarna bezoeken we de ruines, die ook weer erg tof zijn om te bekijken. Nog even snel te lekker eten bij Khan Jbeil en dan met de Uber terug naar Beiroet. Uber gebruiken is trouwens heel makkelijk in Libanon. We gaan de tas inpakken en weer met een andere Uber naar het vliegveld. Helaas we gaan weer naar huis. Ik was nog niet helemaal klaar met Libanon, er is nog zo veel dat we nog niet hebben gezien of gedaan (Grotten, Tyre, Sidon, de moskee, goed opstap gaan, nog meer eten). Maar ook nog zo veel meer te leren over de situatie. Het was weer geweldig, mede dankzij het geweldige gezelschap :-) ❥❥❥


Ps vlak na onze trip zond NPO3 twee uitzendingen uit van Danny Goossens, een journalist afkomstig uit Libanon, gevlucht op zijn 15e, die teruggaat om te zien hoe het nu met het land gaat; de Slag om Libanon