vrijdag 13 februari 2009

Potosi`s donkere kant

Dag 105 en 106, 12 en 13 februari 2009, Potosí

MIJNervaring in Potosí

Terug in Potosi, terug in het vertrouwde hostel in zelfs dezelfde kamer. Ik vertelde al eerder dat Potosi een mijnwerkersstadje is, net als Oruro. In Potosi krijg je de kans die mijnen ook te bezoeken. Een spannende onderneming, want niet geheel zonder gevaar. Helaas is Joke 's ochtends te ziek om mee te kunnen op 'expeditie' naar de mijnen en dus wagen er slechts drie amigo's de tocht in het donker. Omdat we elk het op een andere manier hebben ervaren, krijg je vandaag drie korte verslagen.

Hier komt de MIJNE
Doodzenuwachtig, er slecht van geslapen, benauwd bij het idee alleen al. Dat typeert mijn'voorbereiding' op een tochtje in de mijn. Misschien omdat ik nog niet fit ben, maar ik zeg eerlijk dat ik het bijna had willen afzeggen. Met een propje cocablaadjes in mijn rechterwang, extra chocoladereep in mijn zak en oogdruppels paraat ben ik er redelijk klaar voor. Goh, staat me leuk zo'n gele overal en wat een kek helmpje mag ik op. Ach, voor die paar cocakauwende, 96% alcoholdrinkende mijnwerkers hoef je je niet op te tutten. Ik krijg slechts twee kleine paniekaanvallen in de smalle schacht, verder ben ik superstoer en sta ik 1,5 uur later met mijn ogen te knijpen tegen het fellezonlicht. En blij dat ik weer verse lucht heb!

En Edwin:
Het scheelt gemiddeld 30 cm en pak 'm beet een kilo of 40. Ik, een royal-size toerist afgezet tegen de Boliviaanse mijnwerker. Hoe gaan die trapjes in de mijnen me in godsnaam houden en wordt het alleen maar kruipen of kom ik er zonder hernia uit. Die 'vraagtekens' vervliegen als ik de mijnen eenmaal betreed en sprakeloos ben van de werkomstandigheden. Donker, smal, diep, stoffig en identiek aan het gangetje waar we 5 minuten geleden door kropen. Voor een schamel loontje en een gemiddelde levensverwachting van 45 jaar vraag je je echt af wat die mensen bezielt dit werk te blijven doen.

Arie
De nacht ervoor werd ik wakker, badend in het zweet. Twee verstopte neusgaten, een prop slijm in mijnkeel en het gevoel alsof ik een stropdas te strak om had. Toen we in de mijn kruipend door een smalle lage gang omhoog gingen, af en toe klem zittend met het rugzakje kreeg ik dat gevoel opnieuw."Is het nog ver? Ik hou hier niet van" zei ik tegen de gids. Gelukkig bleek het mee te vallen. Maar dat mensen in een dergelijke omgeving zwaar lichamelijk werk moeten doen, waarbij ook nog enorm veel gevaarlijk stof vrijkomt is bijna niet voor te stellen. Dan kan je nog beter elke dag in de file staan.Mijn stoere moment? Ik was verantwoordelijk voor het dynamiet, wat een leuke knal opleverde!

Nog even wat feiten over de mijnen van Potosi
  • Vrouwen mogen de mijn niet in, tenzij ze op bezoek komen. Werken mag dus niet. De berg is Pacha mama (moeder aarde) en die kan jaloers worden...
  • In de mijn wordt elke vrijdag Tio geëerd. Er wordt veel aan hem geofferd, in de hoop dat de berg veel teruggeeft. Zo geeft men sigaretten, alcohol en cocablaadjes. De alcohol is 96%, in de hoop dat de berg ook pure grondstoffen levert.
  • Mijnwerkers werken 9 uur non-stop in de mijn, zonder eten. Hoe ze dat volhouden? Cocabladeren, soms wel 100 stuks in de wang. Het minst verdienen de mannetjes die met de karretjes sjouwen, zij ontvangen 50 Bolivianos per dag, zo'n 5 euro.
Kijk ook eens op http://nl.wikipedia.org/wiki/Potosí_(stad)

Geen opmerkingen: